Er is een toenemende aandacht voor gemeenschappen en gemeenschapskracht. Vanuit een diversiteit aan motieven. Zelf mag ik al ruim tien jaar mee oplopen met community builders die werken vanuit de principes van Asset Based Community Development (ABCD). Zij doen hun werk op straat, in buurthuizen, in entreehallen van flats of creëren zelf plekken waar mensen elkaar kunnen ontmoeten. Door op straat een Bakfiets neer te zetten met koffie, thee en wat lekkers. Door rond etenstijd, met wat statafels, een ‘pizza popup-terras’ te organiseren. Alles draait om het creëren van een setting waarbinnen mensen elkaar graag ontmoeten.
Community building is gemeenschapskracht versterken. Ontmoeting is daarbij cruciaal. Dan leren mensen elkaar kennen, ervaren ze wat ze elkaar te bieden hebben en wat ze samen voor elkaar kunnen krijgen. Als community builder moedig je mensen vervolgens aan samen te ‘gaan doen’. Het enthousiasme dat dan vrijkomt, is besmettelijk. Toonaangevend ABCD-onderzoeker Kees Fortuin laat in schema’s van community building-processen zien dat er zo van alles in een buurt ontstaat, buiten het zicht van de community builder. De buurt werkt als een ecosysteem.
‘To, for, with, by’
Belangrijk principe in deze manier van community builden is dat bewoners in the lead zijn. Niet soms, of als het uitkomt, maar altijd. Ze zijn principieel de hoofdrolspelers en in the lead bij wat ze samen willen doen in hun buurt. ABCD-kopstuk Cormac Russell gebruikt het kwadrant ‘to, for, with, by’ (namens, voor, met, door) voor verandering. Doe je iets ‘namens’ bewoners, dan beslis en doe je zonder bewoners en dien je, top-down, een eigen agenda. Bij ‘voor’ besluit je ook voor bewoners, zonder bewoners, maar wel vanuit het idee dat je iets goeds doet voor de gemeenschap. Bij ‘met’ is het voor bewoners, met bewoners. Nog steeds staat de eigen agenda centraal, maar bewoners kunnen meedenken en -doen. Community building is ‘door’. En dat betekent door bewoners, voor bewoners. Overheden en (maatschappelijke) organisaties zijn niet leidend, maar dienend aan de gemeenschap.
ABCD gaat over volgordelijkheid
Het is een misverstand dat bij ‘door’ alles vanuit bewoners moet komen. Community builden is geen passief proces, maar hard werken. Het is aanbellen bij mensen en eindeloos ‘professioneel koffie- en theedrinken’. Het is (groepen) mensen met elkaar verbinden, mensen in de benen krijgen en hen versterken in wat ze willen doen. Vervolgens is het sociaal onderhoud plegen, want samenleven gaat niet vanzelf. Het is in de buurt zijn als het voor mensen belangrijk is. Maar bij alles wat je doet, zijn bewoners in the lead. Je werkt hard, maar agendaloos, los van de inhoud. Het vraagt voortdurende reflectie op je eigen rol om dit te bewaken. Community building gaat over volgordelijkheid. Drie vragen helpen daarbij:
1. Wat kunnen we (ze) als bewoners zelf (door ons, voor ons)?
2. Wat kunnen we (ze) zelf, maar met wat ondersteuning van buitenaf (door ons, met andere partijen)?
3. Waar hebben we echt andere partijen voor nodig (door ons, voor ons)?
Vanuit deze volgordelijkheid beslissen bewoners steeds zélf wat ze samen kunnen en waar ze aanvullend iets van overheden en (maatschappelijke) organisaties nodig hebben. Die volgorde is zo van belang, omdat alles wat gemeenschappen zelf te bieden hebben snel ondergesneeuwd raakt in samenwerken vanuit ‘met’. Professionele belangen gaan dan altijd voor op die van bewoners. Als iets niet snel genoeg gaat, nemen professionals het wel even over. Als het ingewikkeld wordt, belandt een vraagstuk in een multidisciplinair overleg, zonder bewoners. Als een projectperiode eindigt, zijn de middelen op en stopt de samenwerking. Wanneer bewoners willen afwijken van de door professionals geplaatste ‘stip op de horizon’, is daar geen ruimte voor. En dan zijn er nog financiële belangen voor organisaties om iets zelf te doen of het belang om te moeten ‘scoren’. Dan neemt een extern ingehuurde partij ineens het roer van een bewonersinitiatief over om het succes te claimen. Bij ieder van deze situaties kan ik meerdere voorbeelden uit mijn werkpraktijk noemen. Ze ontstaan als de focus niet (meer) ‘door’ bewoners is en worden mogelijk gemaakt door een ongelijke machtsverhouding. Bovenal gaan ze altijd ten koste van de gemeenschap.
Ongelijke machtsverhouding
Gelijkwaardige samenwerking tussen overheden, (maatschappelijke) organisaties en bewoners is onmogelijk. De macht is nu eenmaal ongelijk verdeeld. Overheden hebben beleids- en beslismacht en, net als (maatschappelijke) organisaties, de beschikking en macht over schaarse middelen als geld, tijd en ruimte. Ze kunnen besluiten wie ‘sleutelfiguur’ genoeg is om mee te praten over een buurt. Ze kunnen bedenken dat er niet gesproken wordt met ‘the usual suspects’. Of dat meedoen voor ‘kwetsbare’ bewoners niet weggelegd of mogelijk is. Ze kunnen stoppen met iets zonder dat ze daar bewoners toestemming voor hoeven te vragen. Of juist iets optuigen waar bewoners niet op zitten te wachten. Bewoners kunnen niet zoveel bepalen en beslissen. Ze hebben feitelijk alleen hun collectieve kracht en daaraan gekoppeld ‘wegloopmacht’.
Eigen belang en voortbestaan voorop
Kees Fortuin wijst in dit verband graag op het werk van de Oostenrijkse denker Ivan Illich, en in het bijzonder zijn kritiek op institutionalisering. Instituties helpen in de beginfase van hun bestaan vaak, maar na verloop van tijd komt hun eigen belang en voortbestaan voorop te staan. Dan moeten bewoners door hun hoepeltje springen. Voor Illich kan het tussen overheden, (maatschappelijke) organisaties en bewoners alleen werken als overheden en (maatschappelijke) organisaties instrumenten voor samenleven (tools for conviviality) zijn. Instrumenten waar bewoners al dan niet gebruik van kunnen maken. In mijn werkpraktijk zie ik talloze voorbeelden van bewonersinitiatieven die op deze manier hun collectieve kracht benutten. Een wijknetwerk dat precies weet wat het zelf kan en waar het externen voor nodig heeft. Een bewonersinitiatief dat succesvol in ‘participatiestaking’ is gegaan, zodat een procesontwerp van een door een gemeente ingehuurd extern bureau op de schop moest. Een groep bewoners die de beheerorganisatie van een gemeente vraagt om te doen wat ze zelf niet kunnen in het aanleggen van een buurttuin. Zo werkt de volgordelijkheid van community building.
‘Door’ gaat over autonomie, ‘met’ over afhankelijkheid
Daarmee zijn we terug bij het ‘door’ in het kwadrant. ‘Door’ gaat over autonomie, over collectieve kracht. Over grip en regie. ‘Met’ gaat over afhankelijkheid. Er wordt voor bewoners bepaald wie waarover mag meepraten. Vaak met goede bedoelingen, maar met contraproductieve uitkomsten. In het beste geval schaadt het gemeenschappen niet, maar van gemeenschapsversterking is in ieder geval geen sprake. Dat is het cruciale verschil tussen een community building- en een participatieproces. In het laatste mogen bewoners meedenken met en bijdragen aan een extern bepaalde agenda. In een community building-proces vanuit de ABCD-principes is het enige doel het versterken van gemeenschapskracht. De vraag is dus niet of je ‘met’ of ‘door’ bewoners werkt. Het is altijd ‘door’: door bewoners, voor bewoners.